De klas centraal

Docenten die hun aandacht op de klas als geheel richten, halen het hoogste rendement uit het onderwijs. Zeker als de klas klein is en leerlingen in de klas zoveel mogelijk van gelijk niveau zijn, levert dit het beste onderwijs op voor iedere leerling individueel.

De klas centraal stellen is heel ongebruikelijk: de meeste scholen stellen juist de leerling centraal. Maar door alle aandacht voor individuele leerroutes en begeleiding, moeten docenten hun aandacht dan spreiden, waardoor per saldo iedere individuele leerling slechter af is. Dat is de paradox van de individualisering. Juist door minder individueel te differentiëren zijn veel ruimhartiger basisvoorzieningen mogelijk.

Een belangrijk principe daarbij: baat het niet, dan schaadt het niet. Het vergt bijvoorbeeld minder overhead als álle leerlingen bepaalde zorgvoorzieningen krijgen dan dat alleen sommige leerlingen die krijgen. Dan moet immers bepaald worden wie wel en wie niet en dat vergt kostbare administratie, handhaving en verantwoording. Het is bijvoorbeeld eenvoudiger om álle leerlingen extra tijd voor een toets te geven dan alleen degenen met een dyslexie verklaring.

Een ander voorbeeld is dat in het SvPO-concept leerlingen altijd tenminste één vak meer volgen dan wettelijk verplicht is. Van een extra vak wordt niemand slechter en tegelijk is het indirecte effect dat de verschillen tussen de vakkenpakketten van leerlingen kleiner worden. Dat heeft veel voordelen. Zo is het makkelijker om roosters zonder tussenuren te maken. En als leerlingen identieke vakkenpakketten hebben, kunnen docenten bepaalde kennis in de klas veronderstellen en hun uitleg daarop aanpassen.